Natrix natrix en procesbelang
In 2017 pleegt de gemeente achterstallig onderhoud in een waardevol gebied. In 2019 voert een stichting nog steeds een procedure tegen de manier waarop het onderhoud is uitgevoerd. Mosterd na de maaltijd?
De stichting verzoekt om naleving van de wet. De procedure start in 2017. In 2019 komt de kwestie bij de hoogste bestuursrechter. Het achterstallige onderhoud is dan al geruime tijd geleden uitgevoerd. De vraag is of de stichting nog wel belang heeft bij een beroep op naleving van de wet. Of is het mosterd na de maaltijd?
Nee, geen mosterd na de maaltijd
Nee, geen mosterd na de maaltijd volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De stichting heeft ook na verloop van tijd nog belang bij de uitspraak van de hoogste bestuursrechter. Als het kwaad eenmaal is geschied, dan blijft dat kwaad bestaan. Er is sprake van een voortdurende overtreding. De rechter zal zich dus over de zaak moeten buigen. De Afdeling verwoordt het als volgt:
“Als de Afdeling vaststelt dat door de werkzaamheden die in het kader van achterstallig onderhoud zijn verricht het leefgebied of de voortplantings- of rustplaats van een beschermde diersoort is aangetast in strijd met een verbod uit de Wnb, dan duren de gevolgen daarvan nog steeds voort en is sprake van een voortdurende overtreding van dat verbod. In dat geval kan de gemeente voor de werkzaamheden alsnog een ontheffing van dat verbod aanvragen. Het is mogelijk dat het college dan alsnog een ontheffing verleent en dat aan die ontheffing voorschriften worden verbonden op grond waarvan de gemeente alsnog maatregelen moet treffen op de schansen. Ook is het mogelijk dat, wanneer niet alsnog een ontheffing wordt aangevraagd en verleend, het college de gemeente opdraagt de situatie op de schansen geheel of gedeeltelijk te herstellen in de toestand zoals die was voordat de overtreding plaatsvond, dan wel andere maatregelen treft om de gevolgen van de werkzaamheden zoveel mogelijk ongedaan te maken. Gelet hierop heeft de Stichting nog belang bij een beoordeling van het hoger beroep.”
U kunt dit hier teruglezen.
Eerst in hoger beroep aangevoerd maar ‘nauw verweven’
In het hoger beroep staat de uitspraak van de Rechtbank in eerste aanleg centraal. De stichting voert in hoger beroep iets aan dat niet bij de rechtbank aan de orde is geweest. Er zouden door de stichting bewijsstukken bij de overheid zijn ingebracht, die niet in de beoordeling zijn betrokken. De stichting had dit ook bij de Rechtbank expliciet naar voren kunnen brengen, maar heeft dat niet gedaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt zich dan ook de vraag hoe daarmee in dit geval moet worden omgegaan. De Afdeling komt tot de conclusie dat het beroep van de stichting nauw verweven is met hetgeen wel bij de Rechtbank is aangevoerd. Dat was “dat het college onvoldoende inhoudelijk heeft weerlegd wat de stichting in bezwaar heeft aangevoerd”. Het beroep op de niet-betrokken bewijsstukken wordt door de Afdeling bij de beoordeling van de zaak betrokken.
Dit heeft direct als consequentie dat de stichting op dit onderdeel gelijk krijgt. In de zaak was bij de overheid namelijk verzuimd om de stukken door te sturen. De Afdeling is dan snel klaar:
“Gelet hierop staat vast dat het college de in deze stukken door de Stichting naar voren gebrachte bezwaren en argumenten bij het nemen van het besluit van 12 april 2017 niet in de overwegingen heeft betrokken. Om die reden is het besluit van 12 april 2017 niet gebaseerd op een volledige heroverweging op grondslag van het bezwaar. Het besluit van 12 april 2017 is daarom in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb. Alleen al hierom komt het besluit van 12 april 2017 voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het betoog slaagt.”
En hoe zit het dan met Natrix natrix – over bewijs in het bestuursrecht
De hoogste bestuursrechter gaat nauwgezet na of het achterstallig onderhoud volgens de eisen van de wet is uitgevoerd. Omdat deze zaak gaat over de regels voor bescherming van dieren in de Wet natuurbescherming (Wnb), gaat de rechter per diersoort na of de verleende toestemming in overeenstemming met de wet is. Aan bod komen onder andere de waterspitsmuis, de rugsstreeppad en de vleermuizen met elk hun specifieke beschermingsregels. De regels zijn door wetswijzigingen in de loop der tijd veranderd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State stelt de vraag of bij toestemmingverlening eventuele overtreding van de regels ‘aannemelijk’ was. Degene die op de wetsovertreding een beroep doet, moet dat volgens de Afdeling bewijzen. Dit betekent dat de stichting in beroep moet aantonen dat er bij toestemmingverlening een ‘gerede kans’ op de wetsovertreding bestond. Of, dat aannemelijk was dat specifiek het achterstallige onderhoud leidt tot overtreding van de beschermingsregels voor de diverse soorten.
Het leveren van dit bewijs blijkt geen sinecure en daar komt de Natrix natrix om de hoek kijken. Foto’s van dode ringslangen bewijzen nog niet dat dit komt door de wijze waarop het achterstallige onderhoud is uitgevoerd. Ondanks diverse bewijsstukken slaagt de stichting er dan ook niet in om aannemelijk te maken dat ten tijde van toestemmingverlening de gerede kans bestond dat het uitvoeren van het achterstallige onderhoud zou leiden tot overtreding van de wet. Ook waar het de bescherming van het leefgebied van de diersoort betreft. Volgens de Afdeling is niet elk initiatief dat tot gevolg heeft dat een diersoort zich moet aanpassen aan de veranderde omgeving, aan te merken als overtreding van de wet. Vaak beschikken de dieren over alternatieven.
Scherpzinnig als de (ring)slang
Tegenover het bewijs van de stichting, bood het dossier de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voldoende onderbouwing voor de verleende toestemming. In beroep moet men er op bedacht zijn dat er tijdig voldoende adequaat bewijs ligt om de stellingen te onderbouwen. Scherpzinnig als een (ring)slang dus!
De Afdeling verwijst in de uitspraak meerdere keren naar verklaringen die ter zitting zijn gedaan. Dat leidt tot de vraag over de rol of het gewicht van dergelijke verklaringen bij de totstandkoming van een rechterlijk oordeel, en in welke gevallen nakoming ervan – ook na afloop van de zaak – kan worden afgedwongen.