Eisen aan een bouwplaats
Een bouwplaats staat niet zo vaak in de kijker. Normaal gesproken zal een bouwplaats samenvallen met de plek waar de bouwactiviteiten plaatsvinden: passen en meten op een bouwkavel met werkruimte, bouwmaterialen en machines, een bouwkeet enzovoort. Naarmate de bouw vordert komen er andere machines en neemt het aantal werklui toe. De leveringen van bouwmaterialen, en afvoer of retour van restproducten zullen gestaag blijven doorgaan. In de weg- en waterbouw zien we regelmatig afgesloten terreinen ingericht als tijdelijk kantoor en opslagterrein aan de rand van het gebied waar het werk wordt uitgevoerd. Soms voorzien van een (mobiele) beton- of asfaltcentrale. Vaak worden deze terreinen werkterreinen genoemd.
In Sint-Michielsgestel waren omwonenden niet content met de komst van een ‘bouwplaats’. De doorstroming van het verkeer wordt belemmerd en er moeten bomen voor gekapt worden. Zij stellen een andere bouwplaats voor, en geven aan dat de voorgenomen locatie niet voldoet aan de veiligheidseisen en bovendien zorgt voor verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het voorstel van een andere locatie wekt de indruk dat het hier gaat om een tijdelijk opslagterrein voor bouw- en aanlegactiviteiten buiten de eigenlijke bouwplaats.
De ‘bouwplaats’ maakt onderdeel uit van het centrumplan van de gemeente Sint-Michielsgestel. Dit lijkt een omvangrijke gebiedsverandering te zijn. Er wordt de komende jaren flink gebouwd en de openbare ruimte wordt ook nog eens onder handen genomen. Met het oog daarop heeft de gemeente mogelijk vooraf gekeken vanuit welke plek al deze bouw- en aanlegactiviteiten zouden kunnen worden gecoördineerd en waar materialen zolang zouden kunnen worden gestald. Naar alle waarschijnlijkheid een bouwlogistieke afweging.
In de zaak die aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is voorgelegd, wordt voor de eisen die aan deze ‘bouwplaats’ worden gesteld verwezen naar eisen uit hoofdstuk 8 van het Bouwbesluit 2012. Het Bouwbesluit 2012 stelt in dit hoofdstuk eisen aan de veiligheid in de omgeving, geluidhinder, trillingshinder, stofhinder en de grondwaterstand tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.
Vervolgens geeft de Afdeling aan welke toetsingsmaatstaf wordt gehanteerd: “dat het voor het college in zijn beoordeling aannemelijk moet zijn dat de locatie van de bouwplaats voldoet aan de vereisten van het Bouwbesluit 2012, waaronder de eisen aan een veilige bouwplaats in hoofdstuk 8. Hierbij heeft het college beoordelingsruimte. Vergelijk hierbij de uitspraken van de Afdeling van 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2020:2706 en 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4197.”
Ten aanzien van de luchtkwaliteit geeft de Afdeling bestuursrechtspraak aan: “dat de rechtbank daartoe terecht heeft overwogen dat luchtkwaliteit geen punt is waarop getoetst kan worden in het verband van artikel 8.1 van het Bouwbesluit.”
Het is mij niet duidelijk waarom de bezwaren tegen de locatie en omgevingseffecten van de ‘bouwplaats’ volledig worden opgepakt binnen het frame van het Bouwbesluit 2012. Deze kwestie is namelijk bij de rechter aanhangig gemaakt in het kader van een procedure tegen een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en een omgevingsvergunning voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. In het kader van afwijken van het bestemmingsplan lijken de eisen van een goede ruimtelijke ordening een rol te moeten spelen (2.12 lid 1 Wabo).
Anderzijds bepaalt bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat een bouwkeet die functioneel is voor een bouw- onderhouden of sloopactiviteit, mits geplaatst op of in de onmiddellijke nabijheid van het terrein waarop die activiteit of werkzaamheid wordt uitgevoerd, vergunningvrij is (artikel 2 lid 20 Bijlage II Bor). Op het moment dat een activiteit vergunningvrij is, hoeft niet vooraf aannemelijk te zijn dat deze activiteit voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
Men zou verwachten dat sprake is van het ene, dan wel van het andere.
Naar aanleiding van: ABRS 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1211