Is de natuur van ons allemaal?

‘De natuur is van ons allemaal’, is een vaak gehoorde uitspraak. Natuurbeheerders gebruiken deze uitspraak om duidelijk te maken dat iedereen van de natuur zou moeten kunnen genieten. Plantenveredelaars om duidelijk te maken dat de natuurlijke eigenschappen van planten niet aan een exclusieve marktpartij zouden moeten toebehoren.  Maar of de uitspraak ook gebruikt kan worden om een vergunning voor de kap van een boom af te dwingen …? Dan blijkt dat het toch belangrijk is van wie de boom is. Volstrekt logisch? Voor menigeen wel. Maar misschien vindt u het interessant om te lezen hoe een rechter hierover oordeelt.

De zaak voert terug tot een ‘piramide-eik’, de Quercus robur ‘Fastigiata, die in de gemeente Boxmeer staat. Wat de boom heeft misdaan, vertelt de zaak niet. Maar een bewoner wordt in 2011 buurtgenoot van de boom. Na vijf jaar is de bewoner de boom kennelijk zat. Ondanks dat de gemeente de boom een keer heeft gesnoeid, wil de bewoner dat de boom wordt weggehaald. De bewoner vraagt daarom een kapvergunning aan voor de boom. Dat lijkt keurig volgens de regels van de plaatselijke kapverordening. De kapverordening van de gemeente Boxmeer schrijft namelijk voor:

Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand (een of meer bomen) te vellen of te doen vellen.

Alleen staat in deze zaak de boom op gemeentegrond achter het perceel van de bewoner. De gemeente Boxmeer neemt de aanvraag daarom niet in behandeling. De bewoner gaat hiertegen in beroep en hoger beroep, waardoor de hoogste bestuursrechter zich moet buigen over de zaak. De bewoner vindt dat de gemeente de aanvraag in behandeling had moeten nemen. Uit de ingediende aanvraag blijkt volgens de bewoner dat deze een belang heeft bij de kap van de boom. Als de bewoner geen belang zou hebben, zou deze geen kapvergunning aanvragen, is zijn redenering. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vindt wat anders. Daarbij verwijst de Afdeling naar andere zaken. Daarin oordeelde de Afdeling dat hetgeen wordt aangevraagd wel moet kunnen worden verwezenlijkt door de aanvrager. Als dat niet aannemelijk is, bijvoorbeeld omdat de grond niet in eigendom is van de aanvrager, dan is er juridisch geen sprake van een aanvraag. De aanvrager kan dan niet worden aangemerkt als belanghebbende, en dat is wel nodig om van een aanvraag te spreken. De Afdeling overweegt in deze zaak:

Een aanvrager om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt in beginsel verondersteld belanghebbende te zijn bij een beslissing op de door hem ingediende aanvraag. Dit is anders indien aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2002).
Deze jurisprudentie is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van een boom.
Vast staat dat de gemeente eigenaar is van de boom en dat zij de boom niet wil (laten) vellen. Het is daarom niet aannemelijk dat appellante 1, indien haar daartoe een omgevingsvergunning zou worden verleend, de boom zal kunnen (laten) vellen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellante 1 onder deze omstandigheid geen belanghebbende is bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van de boom, zodat het college terecht haar verzoek buiten behandeling heeft gelaten.
Het resultaat is dat de bewoner juridisch gezien nooit een aanvraag heeft ingediend, ondanks dat er veel papier zal zijn gewisseld. De gemeente Boxmeer hoefde daarom ook geen beslissing te nemen op het verzoek van de bewoner. De boom is gered door de eigenaar.
De uitspraak lezen? Zoek op ECLI:NL:RVS:2018:3048